Topsport maakt egoïsten. Vraag het de gemiddelde topsporter zelf maar. Degenen die zichzelf eerlijk in de spiegel aan durven kijken zullen het bevestigen. Alles moet wijken voor het doel om ergens het beste in te zijn. Ook al is dat doel totaal onbelangrijk. Wie er het snelste rondjes in een auto kan rijden bijvoorbeeld. In dat geval mag zelfs de natuur ervoor naar de kloten gaan.
Henny Vrienten wist het al; “als je wint, heb je vrienden”. Voordat Verstappen in Formule 1 auto’s stapte waren er een handjevol liefhebbers van autosport in Nederland. En nu hij succesvol is reist er een waar “oranjelegioen” achter hem aan de wereld over. Laten we het maar niet hebben over de CO2-afdruk wat daarvan het resultaat is.
Mensen zijn kenbaar gek op succesvolle grote ego’s. Dat moet dan ook de reden zijn waarom Studio Sport zo goed wordt bekeken. Want laten we eerlijk zijn dat is één grote ego-parade. Zo groot, dat zelfs presentatoren last van hun ego krijgen. Mart Smeets is daar een “goed” voorbeeld van.
In dat licht bezien is niet alleen topsport een ego-booster. Competitie in het algemeen maakt dat de egoïst in de mens naar boven komt. Het verhaal van de underdog kan echter wel eens mooier zijn dan dat van de winnaar. En imperfectie is in mijn ogen meestal interessanter. In mijn ervaring maakt dat je visie ook breder. Want wie zich beperkt tot de winnaars richt zich op een heel klein clubje mensen, die zich meestal niet van hun mooiste kant laat zien.